Flitsers of continu licht
- Rene Hindriks
- 16 mrt 2017
- 6 minuten om te lezen
De vraag wordt veel gesteld: waarom geen continulicht in een fotostudio, in plaats van de gebruikelijke flitsers ?
De vraagsteller redeneert dan vaak (terecht): met continulicht zie je precies wat je doet, je kan goed zien waar het licht terecht komt. Dat is een voordeel, al hebben de meeste flitsers ook een 'instellicht'; een continulamp waarmee je ook kan bepalen welk deel van het onderwerp door de flitser verlicht wordt. Verschil met de 'echte' continuverlichting is dat een instellamp meestal minder fel licht geeft.

Detail van een studio flitser, zonder de softbox er voor gemonteerd. De 'gloeilamp' is het instellicht, en in een ring daaromheen zit de flitsbuis.
Dit bericht is deel van de Facebook groep 'Studio fotografie hulp'.
Voordelen van continulicht
Voorstanders noemen vaak dit als redenen om voor continulicht te kiezen:
kunnen zien hoe/waar het licht terecht komt. Het is daardoor meer 'grijpbaar' dan flitslicht
gebruik maken van snellere sluitertijden dan de flitssynchronisatietijd van de camera (maar dan moet het licht niet 'flikkeren' zoals een gloeilamp of TL lamp dat doet). Denk aan het maken van actie foto's.
Er is geen dure flits lichtmeter nodig; in principe kan er gebruik worden gemaakt van de lichtmeting van de camera.
Nadelen van continulicht
Om 'nut te hebben' moet continulicht vrij fel zijn. Net zoals de flitsers heel fel licht geven.
Dat betekent dat het model (mens of dier) het licht als vervelend kan ervaren. Verblindend, koud, alsof je 'ondervraagd wordt door de KGB met zo'n lamp in je gezicht'.
Maar waarom heb je dan zo belachelijk veel licht nodig ? Een stukje theorie. In een studio zit er meestal 1 tot enkele meters tussen het onderwerp en de fotograaf.
Stel: het onderwerp is een kind, dat op de schoot van de ouder zit. Op zo'n moment wil je als fotograaf dat de gezichten van beide personen scherp op de foto staan. Dat bereik je door een zodanig diafragma te kiezen dat beiden binnen de scherptediepte vallen.
Dat is een belangrijk voordeel van het werken in een studio: je kan vooraf nadenken over de omstandigheden waarin je de foto gaat maken, en deze ook aanpassen als dat nodig is. Je 'beheerst' als fotograaf de situatie, en het licht.
Scherptediepte wordt bepaald door de brandpuntsafstand van de lens (het aantal 'mm' waar je op ingezoomd hebt), de afstand tot het onderwerp, en het diafragma van de lens. Ook de grootte van de camerasensor ('crop' of 'fullframe') hebben invloed op de scherptediepte.
Terug naar het voorbeeld: het kind en de ouder. Ze zitten dus 'achter elkaar' vanaf de fotograaf gezien, en stel dat het gezicht van de ouder daardoor 50 centimeter achter dat van het kind zit. De scherptediepte moet dan dus minimaal 50 centimeter zijn.
De vertaling van scherptediepte in het engels is 'depth of field' of kortweg 'DOF'. Er zijn apps voor de smartphone (zowel voor iOS als voor Android) waarmee de scherptediepte uitgerekend kan worden - zoek maar eens op 'DOF calculator', Maar er zijn ook webpagina's zoals http://www.cambridgeincolour.com/tutorials/dof-calculator.htm waar de berekening gemaakt kan worden.
Die berekeningen zijn natuurlijk zelf ook grotendeels theorie. Als de calculator zegt 'het is scherp tot 2.07 meter', is de foto niet 'poef' opeens helemaal onscherp op een afstand van 2.08 meter. Een DOF calculator berekent de optimale waarde, maar het is natuurlijk niet zo dat het 1 centimeter verder opeens helemaal onscherp is. Het scherpteverloop is geleidelijk.
Even wat aannames. Voor portretten met een full-frame camera worden vaak 85 mm lenzen gebruikt. De fotograaf zit op 2 meter afstand. De studiolampen (ongeacht of het nu continulicht of flitsers zijn) geven zoveel licht dat de lichtmeter aangeeft dat er gebruik moet worden gemaakt van een diafragma van f/4 om het onderwerp juist te belichten. Als we dat allemaal in een online DOF calculator invoeren en op 'calculate' drukken, geeft dat het volgende resultaat.

De 'depth of field' is maar 14 centimeter. Oftewel: met f/4 zijn beide gezichten niet scherp te krijgen, want daar zit immers 50 centimeter afstand tussen. Het diafragma moet dus kleiner, het f/getal moet dus omhoog. Om dat voor elkaar te krijgen en toch een goed belichte foto te krijgen, moet de licht intensiteit dus ook omhoog (of: de ISO van de camera omhoog, maar dan neemt de ruis toe).
Even spelen met de diafragma ('aperture') waarde in de DOF calculator leert dat pas bij f/16 er een scherptediepte van 55 centimeter bereikt wordt. Tussen f/4 en f/16 zitten 5 'full stops'. Elke 'full stop' is een verdubbeling van het licht.

Dus om van f/4 naar f/5.6 te gaan is 2x zoveel licht nodig. Van f/5.6 naar f/8 weer twee keer zoveel licht. Van f/8 naar f/11 is weer een verdubbeling. En als laatste van f/11 naar f/16 is ook weer twee keer zoveel licht.
Onder de streep is dus 2x2x2x2x2 = 32 keer (!) zoveel licht nodig, om het diafragma van de lens van f/4 naar f/16 te kunnen knijpen.
Als je dit (in plaats van meer licht op het onderwerp) met ISO op wil lossen, moet de lichtgevoeligheid dus ook '5 full stops' omhoog, dus 5x verdubbelen: 100->200, 200->400, 400->800, 800->1600, 1600->3200. Dus van 100 ISO naar 3200 ISO. Hier komt dus dezelfde factor 32 in terug.
En zelfs dan nog: de scherptediepte is nog maar 52 centimeter. De fotograaf zou dan met de hand moeten scherpstellen op het punt 'in de lucht' tussen de twee gezichten, precies halverwege tussen de 1,76 en 2,31 meter: 2.035 meter. En dus niet op het gezicht van één van de twee geportretteerden. In de praktijk zal je nog meer 'ruimte' in de scherptediepte willen, dus de lens nog verder dicht en nog meer licht.
Terug naar de praktijk
Studio fotografie is meestal 'ISO laag en de lens lekker dicht, want weinig ruis en veel scherpte'. En dus: veel licht (belichtingsdriehoek). Het maakt voor de uiteindelijke foto dus niet uit of het licht continu brandt, of dat het maar een korte lichtpuls uit een flitser is: als het licht maar fel genoeg is.
Maar voor het model maakt het wel uit. Een enorm fel 'zoeklicht' continu in het gezicht is niet prettig. En dus is de kans dat het model met dichtgeknepen oogjes op de foto zit groter bij de toepassing van continulicht. Een krachtige lamp kan (afhankelijk van de lichtbron) bovendien een hoop warmte in de studio opleveren.
Stel: we willen vader en zoon op de foto zetten. Die zitten met hun gezichten die eerder genoemde 50 centimeter achter elkaar. We nemen wat behoorlijke capabele continuverlichting die bovendien gegarandeerd niet flikkert: zonlicht.
We zetten twee 'targets' neer - de ene wat hoger dan de andere. De twee staan op een afstand van 50 centimeter achter elkaar.

De fotograaf gaat op een afstand van 2 meter staan en maakt een foto met een diafragma van f/4. Daarbij wordt (zoals vaak gebruikelijk bij studioportretten) scherpgesteld op de voorste target. In de praktijk is dat: op de ogen van het kind (de persoon die het dichtst bij de camera zit of staat).

Het is duidelijk te zien dat 'de vader' in deze proefopstelling onscherp is. Let ook op het scherpteverloop op het meetlint rechts en op de stenen.

Detail van de foto op f/4.
We draaien wat aan de knoppen, en stellen een diafragma van f/16 in.

Het verschil is duidelijk - de 'vader' op de achtergrond is nu aanzienlijk scherper. Let ook hier weer op het meetlint en de stenen.

Detail van de foto op f/16.
Feitelijk kan je dus ook andersom redeneren. De foto op f/16 is gemaakt met ISO100 en een sluitertijd van 1/100e seconde. Op zich best een goede sluitertijd, voor gebruik 'uit de hand' bij deze brandpuntsafstand.
Om diezelfde waardes binnenhuis te bereiken, moet je continulicht dus net zoveel licht op het onderwerp werpen als de zon tijdens het maken van deze foto's. Dat is best een hoop licht ! Zeker als dat niet gebundeld moet zijn (een zoeklicht), maar juist mooi zacht licht uit bijvoorbeeld een softbox.
Conclusie
Voor scherptediepte op korte afstand is een klein diafragma noodzakelijk. Om de lens zover dicht te kunnen doen (een groot f/getal) is veel licht nodig.
Dat kan in principe zowel met flitsers als met continulicht - licht is licht. Maar: om het gewenste diafragma te bereiken, is zoveel licht nodig dat het met continulicht onprettig kan worden voor de modellen.
Studio fotografie met continulicht is 'te doen' met een enkel model. Maar zodra er meerdere modellen in beeld komen (mensen of dieren), kan het zijn dat je lichtintensiteit tekort komt om voldoende scherptediepte te bereiken.
Comments